Een moeilijke start
Het was 20 februari, half negen in de ochtend, de dag dat het inleiden begon. We hadden bewust voor deze datum gekozen - 20-02 - een mooie, ronde datum om onze dochter te verwelkomen.
De dag ervoor was het ballonnetje geplaatst, en er was genoeg ontsluiting om te kunnen starten. Toch voelde ik spanning. Ik keek er zó naar uit, kon bijna niet wachten, maar tegelijk maakte de onbekende weg me zenuwachtig.
Een cateringmedewerker kwam langs met een menukaart voor de lunch en het avondeten. Het voelde bijna alsof we incheckten in een hotel - alleen hadden we dit keer een tas bij ons voor een extra persoon. Voor háár. Ik had een hele tas ingepakt, maar het belangrijkste was haar dekentje, haar stippelkonijn en het jasje dat ik speciaal voor haar had gekocht. Wit, wollig, met kleine bruine hartjes erop geborduurd. Het allereerste kledingstuk dat ik voor mijn meisje had uitgezocht. Ik was er zó trots op.
De weeënopwekkers werden aangesloten en de dag begon. Net voor de middag liep Vin nog even naar de McDonald’s, omdat we allemaal trek hadden. De weeënopwekkers deden goed hun ding. In het begin viel de pijn mee, maar naarmate de weeën sterker werden, raakte ik in paniek. Ik begon te huilen, verloor mijn ademhaling, wist niet meer hoe ik dit moest doen. Ik was bang. Bang voor de pijn, bang voor het onbekende, bang voor alles wat komen ging. Straks deed ik het niet goed. Straks gaat het fout.
Pas toen ik een ruggenprik kreeg, keerde de rust terug. Langzaam ontspande mijn lichaam en kon ik weer ademen. De kamer vulde zich opnieuw met kleine, gewone momenten. We praatten, lachten, en mijn moeder leerde me hoe ik een sudoku moest maken. Samen vulden we er een paar in. De lunch kwam, later ook het avondeten - maar ik kan me niet herinneren of ik echt heb gegeten. Alles vervaagde in spanning en wachten.
De uren gleden voorbij. Op een gegeven moment vroeg ik mijn moeder hoe lang dit allemaal kon duren. Ze dacht dat we diezelfde nacht nog thuis zouden zijn. Ik hoopte dat ze gelijk had. Ik kon niet wachten om ons kleine meisje eindelijk in mijn armen te sluiten. Maar juist daarom leek de tijd eindeloos traag te gaan. Ik vroeg mijn moeder of ze de eerste nacht bij ons wilde blijven slapen, omdat ik het zo spannend vond. Het logeerbed had ik stiekem al opgemaakt, want ik wist dat ze er voor me zou zijn. Dat doet ze altijd.
De nacht kroop voorbij. Rond 02:00 uur zei de arts dat ik volledige ontsluiting had. Dat was het moment waar ik al die tijd naar had uitgekeken… en toch voelde ik geen persdrang. Mijn lichaam gaf geen enkel signaal dat het zover was. Stiekem vond ik dat ook wel fijn, want ik was zó gespannen. Ik wilde nog wel even wachten.
Het uur dat volgde leek eindeloos. De hele kamer zorgde voor een soort spanning, maakte dat ik alles nog intenser voelde. Mijn hart bonkte in mijn keel, mijn handen trilden. Om 03:15 uur was er nog steeds geen persdrang, maar werd besloten om tóch te beginnen. Alles waar ik zo naar had verlangd, en waar ik tegelijk zo bang voor was, kwam nu samen. Het was zover.
Alles werd klaargemaakt. Het bed, de beensteunen, een extra hartslagmetertje om mijn vinger. De verloskundige legde uit hoe ik moest persen: mijn handen om mijn benen, diep ademhalen, alle kracht geven. Ik deed wat ze zei, het ging goed, alleen schoot het metertje steeds van mijn vinger en kreeg het zo warm dat ik mijn shirt uittrok.
In het begin ging het goed, haar hoofdje was al snel te zien. Maar toen stopte het. Haar schoudertjes leken niet te passen. De verloskundige zei dat ik nog één keer met alle kracht moest proberen, anders zou ze een knip zetten. Ik deed mijn best, maar er gebeurde niets. Toen ze zei dat ze ging knippen, dacht ik alleen: ja, doe maar, alsjeblieft.
De knip werd gezet, maar nog steeds kwam ze niet verder. Er werd hulp ingeschakeld: een verpleegkundige en een kinderarts kwamen de kamer binnen. Mijn moeder en Vin moesten aan de kant. Er werd uitgelegd wat ze gingen doen, maar ik hoorde het nauwelijks. Ik vond alles goed. Als het maar goed kwam.
De verpleegkundige duwde met kracht tegen mijn buik, de artsen trokken, en toen kwam ze eindelijk. Nyva werd op mijn buik gelegd.
Maar het bleef stil. Geen gehuil. Geen beweging…
Ik keek naar haar, maar ze had geen kleur. Paniek gierde door me heen. Waarom huilt ze niet? vroeg ik. Voor ik een antwoord kreeg, namen ze haar van me af. In een paar seconden stond de kamer vol met artsen. Allemaal om haar heen, allemaal bezig met ons meisje.
Vin stond met grote ogen naast de couveuse. Mijn moeder huilde en hield me stevig vast. En ik dacht alleen maar: ach, houd eens op. Er is niks aan de hand. Alles komt wel goed. Dit gebeurt ons helemaal niet.
Ik hoorde stemmen door elkaar, medische termen, commando’s - maar ik kon er niets uit filteren. Ik probeerde me te focussen, maar mijn hoofd was een waas.
Tot ineens iemand zei dat Nyva kleur kreeg. Even later: dat ze “gaspte”, hapte naar lucht.
En toen de zin waarvan ik de toon nooit meer vergeet: “We gaan haar overplaatsen naar het AMC.”
Ze brachten haar naar me toe om afscheid te nemen. Ik huilde, gaf haar zoveel kusjes als ik kon. En toen namen ze haar mee.
Ik bleef achter, leeg, huilend en trillend, terwijl ik werd gehecht. Daarna reden ze me in bed naar de kinderafdeling. Pas later begreep ik hoe zorgelijk dit was: dat ik, nog liggend in mijn kraambed onder een dun lakentje, werd rondgereden om opnieuw afscheid te nemen van mijn dochter, voordat ze in de ambulance naar het AMC werd gebracht - zonder mij.
Daar, bij de kinderafdeling, zat Vin al. In zijn handen hield hij Nyva’s eerste mutsje vast. Het bed werd naast de couveuse gezet, en meteen legde ik mijn hand op haar beentje. De tranen stroomden, ik kon niet bevatten wat er allemaal gebeurde. Artsen fluisterden in een kamertje, mijn moeder ving flarden op maar kon er niets van maken. Toen hoorden we: Nyva had zuurstoftekort gehad. Het had veel te lang geduurd voor ze haar eerste ademteug nam. In het AMC zouden ze haar behandelen met koelingstherapie: haar lichaamstemperatuur verlagen naar 33,5 °C, om verdere hersenschade te beperken.
De ambulance arriveerde. Een arts stapte uit, stelde vragen, en kwam naar mij toe om kort uit te leggen wat er zou gebeuren. En toen was het weer zover: we moesten afscheid nemen. De couveuse ging dicht, en Nyva werd meegenomen…
Ik werd teruggebracht naar de verloskamer. Het was half acht. Niemand had geslapen. We waren kapot, gesloopt, leeg. Er zou een ambulance komen om ons naar het AMC te brengen, maar die had geen haast. Het ging niet om ons.
Om half negen was hij er. Ik lag op de brancard, Vin liep achter ons aan. Het ziekenhuis gleed langs ons heen terwijl ik door de gangen werd gereden. ik werd in de ambulance gezet, Vin mocht naast me zitten, het team nam plaats voorin. We reden weg, maar na een paar meter stopten we alweer. De zijdeur ging open, een ambulancemedewerker stapte in en kwam bij ons zitten. Hij keek ons aan en zei rustig: “Het AMC heeft net gebeld. Nyva is op dit moment stabiel, ze zijn met haar bezig.” Die woorden brachten een mengeling van opluchting en verdriet. Opgelucht omdat ze stabiel was, verdrietig omdat stabiel blijkbaar al bijzonder genoeg was om te benoemen.
De ambulancemedewerker begon zachtjes te praten, onderweg probeerde ik door de kleine raampjes te ontdekken waar we ongeveer waren, maar het lukte niet. De ambulancemedewerker stelde gewone vragen over Nyva. Hoe groot ze was, over haar naam. Het waren simpele dingen, maar het voelde zó goed om even over haar te praten alsof alles normaal was. Alsof we gewoon ouders waren, gewoon twee mensen die voor het eerst papa en mama zijn geworden. Maar diep vanbinnen wisten we allebei: in deze paar uur was ons leven totaal op zijn kop gezet. Alles wat normaal was, was weg. En ik bleef me maar afvragen: waar zijn we beland?
Eenmaal aangekomen in het AMC werden we naar de IC Neonatologie gebracht. Daar werden we geparkeerd in een wachtkamer. “Ze zijn een lijn aan het leggen, jullie kunnen om elf uur pas bij haar.” Vandaag was ik nog patiënt, dus mochten Vin en ik samen in het ziekenhuis blijven.
Op de afdeling kreeg ik een kamer. Vinnie mocht bij mij blijven. Ze bleven vragen stellen - of ik al geplast had, of ik pijnstillers wilde. Ze bleven aandringen een katheter te zetten, maar ik weigerde steeds. Na een tijdje gaf ik op, ze probeerde de katheter te plaatsen, maar het deed zo veel pijn. Het lukte ze niet en ik stuurde ze weg, we zien wel wat er gebeurd. Uiteindelijk lukte het me zelf. Daarna lieten ze me even met rust.
Om tien voor elf zette Vin me in de rolstoel. Samen liepen we naar de IC Neonatologie. Handen wassen, desinfecteren, en toen mochten we naar binnen.
En daar lag ze. Ons meisje. Overal slangetjes, buisjes, draadjes. Een rood verbandje rond haar hoofdje, elektroden in haar hoofdje. Monitoren die piepten. Maar ondanks dat alles was ze prachtig.
Ik kon niet geloven dat wij dit wonder hadden gemaakt.
Vin en ik hielden elkaar vast. Tranen stroomden. We legden onze handen op haar kleine lijfje, fluisterden tegen haar, gaven haar heel voorzichtig een kus op haar hoofdje…
Nyva. Ons meisje… Zo lang op gewacht, eindelijk hier.
Maak jouw eigen website met JouwWeb