72 uur 1/3

De eerste 72 uur van Nyva haar leven stonden volledig in het teken van de koelingstherapie. Door het zuurstoftekort bij de geboorte werd haar temperatuur bewust teruggebracht naar 33,5 graden. Het moest haar hersentjes beschermen, ze een kans geven om te herstellen, verdere schade proberen te voorkomen.

 

Het voelde zó onwerkelijk dubbel. Alles in mij schreeuwde dat ik haar warm moest houden, haar dicht tegen me aan moest drukken, mijn armen om haar heen moest sluiten om haar te beschermen. En nu moest ik machteloos toekijken hoe haar kleine lichaampje juist koud werd gemaakt. Ze lag stil in de couveuse, omringd door draadjes, buisjes en monitoren. Beeldschermen met cijfers die ik niet begreep. Het zachte gezoem van apparaten vulde de ruimte. Het voelde alsof ik verdwaald was in een nachtmerrie. Dit klopte niet. Een baby hoort warm en veilig in de armen van haar ouders te liggen. Ik legde vaak mijn handen op haar, zodat haar huid wat warmer aanvoelde. En toch wist ik dat dit haar enige kans was. Ze zouden dit nooit doen als het niet écht nodig was.

 

Om vijf voor drie kwamen mijn ouders en zusje naar de gang van H4. Toen ik ze zag, voelde ik een soort golf van opluchting en verdriet tegelijk. Eindelijk waren ze er. Samen gingen we naar Nyva op H3. Het gaf me een vreemd soort troost dat onze afdelingen recht boven elkaar lagen. Alsof we in hetzelfde huis sliepen: ik boven op zolder, zij beneden in haar kamertje.

 

Voor Mecx en mijn vader was het de allereerste keer dat ze Nyva zagen. Het deed zeer dat dit níet het begin was dat we ons hadden voorgesteld. Geen vrolijke ziekenhuisgang, geen lachende familie die binnenkwam terwijl ik ons meisje trots in mijn armen hield. Mecx en mijn vader waren die hele nacht wakker gebleven, ze hadden zó gehoopt op dat mooie moment. Mecx had zelfs via videobellen meegekeken, in spanning wachtend op dat eerste geluidje, dat eerste huiltje. Ze wilde graag zien hoe Nyva bij mij werd gelegd. Maar in plaats daarvan hoorde ze mij paniekerig roepen: “waarom huilt ze niet?” En toen werd de verbinding verbroken. Wat overbleef was alleen maar angst. En toen ze eindelijk bij Nyva stonden, veranderde dat gevoel nauwelijks. Ik zag ze vaak kijken naar mij, alsof ze hoopten bij mij een geruststelling te vinden - maar die had ik zelf niet.

 

Onze vaste verpleegkundige L. stelde zich aan ons voor. Ze vroeg of we de arts wilden spreken - natuurlijk wilden we dat. De arts legde rustig alles uit: hoe de koeling werkte, waarom dit zo belangrijk was, waar ze op zouden letten. Ze gebruikte rustige woorden, maar ik hoorde vooral de stiltes ertussen - stiltes die meer zeiden dan de uitleg zelf. En toen werd het pijnlijk duidelijk: er was geen zekerheid. Geen enkele belofte. Pas ná de koeling zouden ze iets kunnen zeggen over de schade. Pas daarna zouden we horen of we Nyva bij ons mochten houden. Minimaal 72 uur wachten. Wachten op een antwoord dat ons hele leven kon maken of breken…

 

Toen mijn ouders weer naar huis gingen, keerden wij terug naar onze kamer op de verpleegafdeling. We kregen wat te eten, maar ik kreeg geen hap door mijn keel. Mijn hoofd was te vol, mijn maag te leeg en het enige wat ik voelde was verdriet. We probeerden wat te slapen, maar mijn ogen bleven maar vol tranen stromen. Het bed voelde hard en kil, mijn hele lichaam deed pijn en ik kon me nauwelijks bewegen. Elke keer als ik mijn ogen dichtdeed, zag ik Nyva voor me, met al die draadjes en monitoren. Echt slapen lukte gewoon niet.

 

Om half negen waren we alweer ons bed uit en zaten we opnieuw bij Nyva. De hele avond bleven we naast haar couveuse zitten. Het was een schrale troost dat de verpleging zo liefdevol met haar omging, dat ze ons steeds probeerden te betrekken bij de kleine dingen. Maar toch voelde het alsof we alles uit handen moesten geven. Elke taak die normaal bij ouders hoort - vasthouden, troosten, verzorgen - ons was afgenomen. We konden niets doen, behalve kijken, hopen, en soms zelfs bidden.

 

Nyva deed die dag haar oogjes maar heel even open die middag. Een korte blik, zo kostbaar, en toen vielen haar oogjes weer dicht. Het was maar kort, maar ik bleef dat beeld vasthouden - het was mijn houvast. De rest van de dag lag ze stil, door de morfine die ze kreeg om de behandeling comfortabel te maken. Voor haar was dat rust, voor ons was het leegte. Rond middernacht keerden we terug naar onze afdeling. Er werd ons aangeraden om wat rust te nemen, want Nyva zou voorlopig toch blijven slapen. Maar hoe rust je, als je niet weet of je je kindje ooit echt wakker zult zien?

 

De volgende ochtend begon ik opnieuw met tranen. Vanaf die dag was ik officieel geen patiënt meer in het AMC. Dat betekende dat we eigenlijk terug moesten naar “huis”. Wat is dat huis waard als je dochter er niet is? Ik kon daar niet heen. Daarom regelde ik meteen een plek in het Ronald McDonald Huis Emma, zodat we vlakbij Nyva konden blijven…

 

Rond negen uur kregen we ontbijt. Ik vroeg om havermout, omdat ik wist dat er toch weinig in zou gaan. Het bakje was nog warm, ik at het snel op, en daarna haastte ik me naar de douche, het kolven… En weer terug naar Nyva. Alles draaide om haar. Elke minuut zonder haar voelde als verspild.

 

Die dag kwamen mijn opa en oma langs, samen met mijn ouders. We wachtten beneden op het Voetenplein. Heel even voelde het bijna gewoon: met wat te drinken in mijn hand, mensen kijken die langs liepen. Ik hoorde het geklets om me heen, het rinkelen van kopjes, de geur van koffie - en het voelde zó vreemd normaal, alsof ik even in een andere wereld zat dan die van de NICU. Maar dan keek ik naar mijn rolstoel. Door de bloedarmoede na de bevalling was ik snel moe en duizelig. Ik voelde me gebroken.

 

Toen opa en oma binnenkwam, ze zagen er verdrietig uit, en ik zag opa huilen. Echt huilen. Zijn dementie maakte dat hij het verdriet steeds opnieuw leek te voelen, alsof hij het steeds weer voor het eerst besefte. Vooral het beeld van mij in die rolstoel deed hem pijn. Toen ik opstond en op een gewone stoel ging zitten, werd hij wat rustiger. Maar het verdriet in zijn ogen vergeet ik nooit. Mijn oma zat ernaast. Je zag ook haar verdriet, maar ze probeerde dapper de stilte te vullen met kleine gesprekjes. Ze stelde vragen, maakte zachte opmerkingen, alsof ze ons allemaal overeind wilde houden met haar woorden. Dat kletsen, hoe klein ook, voelde als een soort warmte in die kille situatie…

 

Op de NICU mochten maar drie bezoekers tegelijk de kamer in. Vin, Mecx en mijn ouders wachtten buiten, zodat opa en oma even naar Nyva konden. Ze raakten haar zachtjes aan, met trillende handen, en huilden veel… En ik dacht alleen maar: dit had zo anders moeten zijn. Hoe blij ik was geweest dat ze een achterkleinkind zouden krijgen. Hoe ik ze een kamer vol blijdschap en liefde had gegund. En nu kregen ze zorgen en verdriet… 

 

De eerste 72 uur voelen achteraf als een heel leven op zichzelf. Zoveel emoties in zo’n korte tijd: hoop, wanhoop, liefde, angst, pijn. Het lukt me niet om dat in één verhaal te vangen. Daarom schrijf ik dit in stukjes, in delen die ik aankan. Later pak ik het weer op, als ik opnieuw woorden kan vinden voor alles wat er toen gebeurde.